About A woman 8 maart 2020
Ik ben 30 jaar geleden van de Rietveld academie gekomen en liep vanaf het begin tegen allerlei dingen aan: -de geschiedenis van de kunst waarin vrouwen als kunstenaar, dus als identificatie ontbreken. Dat is nu gelukkig beter, maar toen ik van de academie kwam (1990) waren en maar een paar namen bekend.
Het beeld van vrouwen in de kunst door mannen gemaakt, sluit ook niet aan bij mijn beeld van vrouwen of mijzelf, daardoor is er alweer geen identificatie mogelijk. Omdat ik me wil verhouden tot de kunstgeschiedenis heb ik dat altijd als schizofreen ervaren. Enerzijds moet je je verbinden met mannelijke collega’s, anderzijds is er bijna altijd een moment waarop je afhaakt.
1. Het systeem
In 1989/1990 heb ik een codesysteem ontwikkeld om opposities als man-vrouw, hard-zacht, intiem-afstandelijk, persoonlijk-algemeen, arm-rijk, westers-niet westers, high-,-low art, in 1 vorm te verbinden. Naar mijn idee waren disciplines en materialen verbonden met vaste betekenissen en symbolische contexten zoals textiel is vrouwelijk, staal is koud, olieverf is voor ‘echte schilders’, rood is emotioneel, wit is onschuldig, enzovoort. Verder zijn deze betekenissen ook verbonden met de bestaande machtsstructuren. Een groot beeld in staal is toch serieuzer dan een fragiel en klein werkje in textiel. Ik denk bijvoorbeeld aan een keer op de Biennale in Venetie waar kleine werken hingen van Marisa Merz. Door middel van mijn zelf bedachte systeem kon ik doen wat ik wilde, hoefde niet te kiezen en kon van alles naast elkaar te gebruiken. Het was in feite een op psychologie gebaseerde structuur in 3 x 3 = 9 vierkanten, elk met zijn eigen code. Elke code / label symboliseerde een bepaalde sfeer en persoonlijke betekenis. Een van de 3 richtingen in dit systeem is textiel; de code: W, de kleur: wit, de betekenis: mijn jeugd. Het derde label is voor de buitenwereld; de code: G, de kleur: groen, de materialen: allemaal beschikbaar. Het tweede label is verf; de kleur: rood, de code: R, het gebied tussen de binnen- en buitenwereld, het lastigste gebied. Ik kan van de ene naar de andere “springen” en het perspectief vrij veranderen. Ik vond mijn antwoord op hedendaagse kunst uit die tijd, die ik nogal rigide vond. (less is more/concept boven handeling en meer).
2. Textiel en meer
Terugkijkend kan ik zeggen dat ik het systeem van 1992-1996 heb doorbroken (wat ook vanaf het begin de bedoeling was) en vanuit mijn persoonlijke wereld ben gaan werken. Textiel- en textiel gerelateerde materialen werden het belangrijkste materiaal om mee te werken. De materialen en werkmethodes hadden hun oorsprong in de wereld van het huishouden. Ik heb er een haat-liefde relatie mee. Ik ben ermee opgevoed, generaties vrouwen in mijn familie waren naaisters en coupeuses. De spelden, naalden en lapjes lagen overal in huis. Ik gebruikte het materiaal om eraan te willen ontsnappen. Dat deed ik bijvoorbeeld door bekers van textiel te naaien met een groep mensen in mijn atelier (naaiatelier), door liters slagroom op een dragline te spuiten en door textiele werken monumentaal of hard te maken met brons verf. In deze periode (1992) maakte ik ook het eerste Melkmeisje dat een steeds terugkerend beeld in mijn werk is. Het Melkmeisje als dienstbaar vrouwbeeld en het slagroom spuiten op de dragline als tegenbeeld.
3. Going Dutch
Na de moord van Theo van Gogh die op een paar honderd meter van mijn atelier gepleegd is, kwam mijn focus op beelden met vrouwen met hoofddoekjes te liggen door de felle discussies die er ontstonden. Ik werkte digitaal, maakte prints en mengde vrouwen figuren die we kennen en een hoofddoek dragen in onze westerse cultuur, bijna alle vrouwen behalve van slechte zeden op schilderijen voor 1900, vrouwen op blikjes, Droste, Boterbabbelaar, Roodkapje, Zeeuw Meisje etc. Na meer dan 100 van deze kleine prints van 30 x 30 cm was ik het toch zedige beeld zat. Uiteindelijk is een hoofddoek vaak bedoeld om de maagdelijkheid te verbergen (nonnen) ook al kan je er sexy mee uitzien. Tijd voor iets anders, weer een tegenbeeld. Maria Sluierhof, een verzonnen personage, een pseudoniem de 5e generatie emigranten van Nederland naar Amerika. Als dochter doordrenkt met Nederlandse, Amerikaanse en christelijke waarden, zoals we ze hier nauwelijks nog kennen schildert zij over seks. Verder maakte ik schilderijen met Nederlandse iconen die meestal niet Nederlands van oorsprong zijn: tulp, molen, koe etc. En ik was weer helemaal gaan schilderen. Ik zoek naar beelden op schilderijen en foto’s die ik kan gebruiken voor mijn schilderijen. Vervolgens zoek ik naar vervormingen en/of andere associaties en maak daar nieuwe beelden van. Ik combineer verf met textiel en objecten en bij het schilderen varieer ik in vele opzichten, stijl, soorten verf, grof of fijn geschilderd en kleur. De intimiteit, het schone en zachte van textiel, gebruikt ik vaak in combinatie met het ‘vieze’ van verf. Soms draait ik het juist om: textiel kan je ook grof, ruw gebruiken en fijn schilderen is daar weer tegengesteld aan. Ook inhoudelijk komt het beeld overal vandaan en is het uit alle tijden. Ik zoek niet naar één stijl. De consistentie zit soms meer in het idee erachter dan in het uiterlijke beeld. Patronen zijn vaak universeel en worden van cultuur op cultuur overgenomen, ook al zijn er lokale variaties. Het is een taal die ik om die reden graag gebruik.
4. Encounters en Interventions
In de jaren 70 kwam het boek ‘Anders Zien’ van John Berger uit, hij liet zien dat de manier waarop wij de dingen zien, wordt beïnvloed door alles wat we weten en geloven. Met kijken nemen we dingen waar die wij zelf belangrijk vinden, of volgens Berger waarvan onze cultuur ons heeft aangepraat dat ze belangrijk zijn. De geschiedenis van de cultuur die je omgeeft is ook voor een kunstenaar het referentiekader, maar hoe verhoudt zich dat tot het heden? Ik heb mezelf de (on)mogelijke opdracht gesteld om iets te doen aan dat misvormde beeld van de geschiedenis. Met name aan de rol van vrouwen in de kunst. Sinds 2015 ben ik begonnen om bekende en onbekende mensen uit de (kunst)geschiedenis los van tijd en plaats met elkaar in contact te brengen op doek. Het eerste schilderij is een ontmoeting tussen het Melkmeisje van Vermeer en Michiel de Ruyter in Japan. Ik kreeg weer steeds meer moeite me tot de geschiedenis te verhouden. Op geniepige wijze wil ik zo de geschiedenis geweld aan doen. Nog meer dan in de tijd dat ik van de academie kwam voel ik de noodzaak het beeld van de kunstgeschiedenis die bepaald is door witte vaak welgestelde mannen bij te stellen.